Skip to main content Skip to main nav

Pilots integrale risico-analyse wateroverlast. Synthese van de resultaten van vier pilots (...). Plus: rapporten afzonderlijke pilots

De toepassing van een integrale risico-analyse voor het voorkomen van wateroverlast leidt tot een ruimere blik op maatregelen dan de huidige sectorale, normgerichte aanpak (beperken faalkans). Ook biedt het meer ruimte voor gevolgbeperkende maatregelen. Denk daarbij aan de inrichting van het gebied of de bescherming van specifieke objecten. Dat is de belangrijkste conclusie uit het overkoepelende rapport dat verslag doet van vier pilots integrale risico-analyse wateroverlast. Hieronder vind je tevens de rapporten die zijn verschenen over de afzonderlijke pilots bij Hunze en Aa's, Wetterskip Fryslân, Limburg en Hollandse Delta.

De beleidstafel Wateroverlast en Hoogwater adviseerde in 2022 om de normering van water­ overlast te verbreden naar een meer risicogerichte benadering. Dit geeft beter inzicht in de kans op het optreden van de uiteenlopende oorzaken van wateroverlast en de gevolgen daarvan. Het maakt het makkelijker om gebiedsgericht maatwerk te leveren. Om dit mogelijk te maken, moet de interactie tussen de verschillende (deel)systemen en oorzaken in beeld worden gebracht.

Tijdens de jaarwisseling van 2023/2024 hebben we kunnen zien dat combinaties van opstuwing, hoge afvoeren in de grote rivieren en grote afvoeren vanuit de regionale systemen tot spannende situaties kunnen leiden. Een meer risicogerichte benadering helpt in zo’n geval om belanghebbenden, zoals burgers, bedrijven en eigenaren van kritische voorzieningen, meer inzicht te geven en bewust te maken van de risico’s van wateroverlast.

Wateroverlast kent in de praktijk verschillende oorzaken zoals het overstromen van water­keringen, het inunderen van sloten, hoge grondwaterstanden, regenwater op het maaiveld en het overlopen van riolen. Deze verschillende oorzaken van wateroverlast hebben ieder hun eigen veiligheid­ en risicobenadering met ieder eigen ontwerprichtlijnen en norme­ringen. De uitdaging is om deze oorzaken en de gevolgen ervan in samenhang te bekijken.

STOWA heeft het advies van de beleidstafel voor een meer integrale benadering opgepakt met de vraag: hoe kan zo’n risicogerichte benadering eruit zien? Deze vraag is opgepakt door de uitvoering van een aantal pilots. De pilots vonden plaats bij vier verschillende water­schappen, met verschillende kenmerken. Ze werden begeleid door vier verschillende advies­bureaus. Voor elke pilot is een afzonderlijke rapportage opgeleverd. Die kun je hieronder downloaden.

In het syntheserapport zijn de belangrijkste resultaten van deze rapportages gebundeld. Dit rapport geeft bouwstenen voor een methodiek voor integrale risicoanalyses. Belangrijkste conclusie: de toepassing van een integrale risico-analyse voor het voorkomen van wateroverlast leidt tot een ruimere blik op maatregelen dan de huidige sectorale, normgerichte aanpak (beperken faalkans). Ook biedt het meer ruimte voor gevolgbeperkende maatregelen.

Pilot Hunze en Aa's

De pilot binnen het beheersgebied van Waterschap Hunze en Aa’s had betrekking op het gebied langs de rivier de Hunze en ligt in het grensgebied van Drenthe en Groningen. In de pilot wordt het gedeelte van de Hunze beschouwd tussen Gasselternijveen en het Drentsche Diep. Dit is inclusief het Zuidlaardermeer en het grondwaterbeschermingsgebied De Groeve.

In de pilot zijn op objectniveau schadefuncties opgesteld waarbij de relatie wordt beschreven tussen grootte van de schadefactor (inundatiediepte, -duur en -seizoen) en de opgetreden schade. Met deze relatie is de verwachte schade te bepalen. Zo ontstaat voor een object een helder beeld vanuit welke huidige deelsystemen in het watersysteem wateroverlast valt te verwachten. Door deze oorzaken in een foutenboom weer te geven, worden de soms ingewikkelde onderlinge relaties blootgelegd. De methodiek geeft ook de mogelijkheid voor het kwantificeren van de bijdrage van de verschillende watersystemen (lokaal/regionaal/stedelijk) op de uiteindelijke kans op wateroverlast. 

Pilot Wetterskip Fryslân

De pilot binnen het beheersgebied van Wetterskip Fryslân had betrekking op het pilotgebied Kadering 103 en het poldergebied er binnen. De kadering 103 heeft IPO-klasse III en omsluit een polder met landbouwgronden, een aantal dorpjes en het natuurgebied It Swin. Opvallend aan deze pilot waren de relatief grote hoogteverschillen binnen de polder.

In de pilot stonden drie ­­­faalmechanismen centraal: 

  1. Neerslag kan lokaal onvoldoende worden afgevoerd naar het watersysteem van de polder.
  2. Neerslag kan onvoldoende worden geborgen in- of afgevoerd uit de polder. 
  3. De waterkering faalt waardoor boezemwater de polder in stroomt.

Het optimale basisbeschermingsniveau is afgeleid op basis van een MKBA voor faalmechanisme 1 en 3. Mechanisme 2 bleek niet maatgevend te zijn. 

Pilot Limburg

Deze pilot richtte zich op de stad Valkenburg en het omliggende gebied binnen het beekdal van de Geul. Dit gebied kent geen regionale keringen, maar vanwege de hellingen speelt afstroming over het maaiveld wel een belangrijke rol in aanvulling op het regionaal watersysteem (de Geul) en de riolering.

De gebruikte methodiek geeft inzicht in de ruimtelijke spreiding van risico's door wateroverlast. De risicokaarten [link] geven inzicht in de ruimtelijke verdeling van het aanwezige integrale risico. De pilot beschouwt niet enkel de economische schade ten gevolge van wateroverlast, maar ook de maatschappelijke impact. Deze impact ondersteunt de besluitvorming en onderbouwing om ergens wel of juist geen maatregelen te nemen. 

Pilot Hollandse Delta

De pilot richtte zich op het stadsdeel IJsselmonde binnen de gemeenten Hendrik Ido Ambacht en Zwijndrecht. Dit gebied kenmerkt zich door de dichte bebouwing en laag gelegen liggen aan de Nieuwe Maas, waardoor ook de primaire waterkeringen zijn meegenomen bij de beschouwing.

De pilot laat zien welke scenario’s meer of minder bijdragen aan het risico op wateroverlast in het gebied. De integrale risicoanalyse is vervolgens ook een hulpmiddel om de kosteneffectiviteit van maatregelen te bepalen. In het onderzoek is per maatregel de ‘investeringsruimte’ bepaald. Deze investeringsruimte is de contante waarde van de risicoreductie door toepassing van de betreffende maatregel (de baten). Als een maatregel voor deze kosten kan worden uitgevoerd heten deze kosteneffectief: de kosten zijn lager dan de baten. Ook is in het onderzoek gekeken naar welke maatregelen het meest kosteneffectief zijn om bij nieuwbouw aan de normen te voldoen. Dan blijken ophogen, verhogen vloerpeilen en vergroten van de watersysteemcapaciteit het meest effectief voor de reductie van het jaarlijkse schaderisico.